Draaihals
Hij wordt gekenmerkt door zijn langgerekt lichaam, trage
bewegingen, teruggetrokken leefwijze en met camouflagekleed,
anders dan alle andere spechten. Hij heeft een zwak golvende
vlucht en glijdt lange stukken met dichtgevouwen
vleugels. Zijn voedsel bestaat uit mieren (vooral zwarte
wegmieren en hun poppen) en wordt in bomen en op de grond
gezocht. Hij verstoort nesten van andere vogels in zijn
territorium.
Hij heeft een lengte 16-17 cm - spanwijdte 25-27 cm
Deze vreemde eend onder de spechten komt voor op warme, droge
plekken in loof- of lariksbossen met een open structuur.
Broedt in oude, rotte loofbomen en al eens in nestkasten.
Hij is te zien vanaf april-mei tot augustus-oktober.
Draaihalzen overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahara.
Het aantal draaihalzen gaat achteruit maar ze zijn gebaat bij
een zo natuurlijk mogelijk bosbeheer. Als een gebrek aan
broedgelegenheid de soort parten speelt, kunnen nestkasten als
hulpmiddel worden gebruikt. |
|
|
|