François Van Bauwel

   

Uilen

Er bestaan wel meer dan 150 soorten uilen. In België komen er maar acht soorten voor. Vijf soorten die vrij algemeen voorkomen zijn de kerkuil, de ransuil, de bosuil, de velduil en de steenuil. De oehoe, de sneeuwuil en de ruigpootuil kun je ook af en toe in België zien.
De meeste uilen zijn vooral in de schemering en 's nachts actief. Ze hebben een uitstekend gezicht en gehoor.  De veren van hun vleugels hebben fijn vertakte uiteinden die ervoor zorgen dat ze geluidloos kunnen vliegen. Ze hebben een grote kracht in hun klauwen en de mogelijkheid om de kop 270 graden (driekwartslag) te draaien. Al deze zaken samen maken van hen uitstekende jagers. Uilen jagen vooral op kleine zoogdieren, zoals muizen en ratten, maar ze eten ook insecten en vogels. Ze verslinden hun  prooi met huid en haar. Door het scherp maagsap wordt het voedsel verteerd. De haren, veren en botten van de prooi worden in een uilenbal uitgebraakt. Per dag kan de uil één of twee van zulke bijna ronde braakballen uitspuwen.
De vorm hangt af van het soort uil. Het onderzoek van braakballen vertelt veel over de voedselkeuze van de uilen.
De  bos, Lapland- en sperweruilen zijn ook overdag actief de andere blijven in hun roestplaats (rustplaats).
Uilen leggen hun
eieren
in boomholtes, rotsspleten of oude open gebouwen. De eieren zijn bijna rond en zuiver wit. Ze leggen 2 tot 7 eieren en de jonge vogels worden door beide ouders verzorgd en tegen alle vijanden beschermd. Jonge uilen worden uilskuikens genoemd.