Uilen
Er bestaan wel meer dan 150 soorten uilen. In België
komen er maar acht soorten voor. Vijf soorten die vrij
algemeen voorkomen zijn de kerkuil, de ransuil, de bosuil, de
velduil en de steenuil. De oehoe, de sneeuwuil en de
ruigpootuil kun je ook af en toe in België zien.
De meeste uilen zijn vooral in de schemering en 's nachts
actief. Ze hebben een uitstekend gezicht en gehoor. De
veren van hun vleugels hebben fijn vertakte uiteinden die
ervoor zorgen dat ze geluidloos kunnen vliegen. Ze hebben een
grote kracht in hun klauwen en de mogelijkheid om de kop 270
graden (driekwartslag) te draaien. Al deze zaken samen maken
van hen uitstekende jagers. Uilen
jagen vooral op kleine zoogdieren, zoals
muizen en ratten, maar ze eten ook insecten en vogels. Ze
verslinden hun prooi met huid en haar. Door het scherp
maagsap wordt het voedsel verteerd. De haren, veren en botten
van de prooi worden in een uilenbal uitgebraakt. Per dag kan
de uil één of twee van zulke bijna ronde braakballen
uitspuwen.
De vorm hangt af van het soort uil. Het onderzoek van
braakballen vertelt veel over de voedselkeuze van de uilen.
De bos, Lapland- en
sperweruilen zijn ook overdag actief de andere blijven in hun
roestplaats (rustplaats).
Uilen leggen hun eieren
in boomholtes, rotsspleten of oude open gebouwen. De eieren
zijn bijna rond en zuiver wit. Ze leggen 2 tot 7 eieren en de
jonge vogels worden door beide ouders verzorgd en tegen alle
vijanden beschermd. Jonge uilen worden uilskuikens genoemd. |
|
|
|